Financiën

Grondslagen

De verplichte balans-rubrieken uit het BBV die van toepassing zijn voor onze gemeente, zijn in de balans gepresenteerd.

Wij hebben in het boekjaar 2020 geen stelselwijzigingen doorgevoerd die gevolgen hebben voor de beginbalans 2020.

Algemeen

Uitgangspunten

  • Alle verkregen activa zowel met een economisch nut als investering in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd.  Uitzondering: investeringen met verkrijging – of vervaardigingsprijs van € 20.000 of minder worden niet geactiveerd maar worden ten laste van de exploitatie gebracht.
  • De waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. We nemen activa en passiva op tegen nominale waarden.
  • Afschrijving van activa vindt plaats op basis van de lineaire methode. Slechts in incidentele gevallen wijken we van deze methode af als bijvoorbeeld wet- of regelgeving dit voorschrijft of als er gerelateerde inkomsten tegenover staan. Een uitzondering zijn de investeringen in het kader van het rioolbeheerplan, we schrijven hierop af op annuïteitenbasis.
  • Op gronden wordt niet afgeschreven.
  • De restwaarde van activa is in principe op 0 (nul) gesteld.
  • Voorzieningen die een correctie zijn op de waarde van activa, worden op de betreffende activa in mindering gebracht. Voorbeelden hiervan zijn:

Voorzieningen wegens oninbaarheid van leningen en vorderingen. Deze worden in mindering gebracht op de betreffende lening of vordering.
Voorzieningen wegens incourantheid van bijvoorbeeld voorraden of wegens verwachte verliezen op grondexploitaties. Deze worden in mindering gebracht op de betreffende voorraad of de boekwaarde van het betreffende complex.

Activa

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa zijn gedane uitgaven waar geen tastbare gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Het BBV kent de volgende drie soorten immateriële vaste activa:

  • De kosten die zijn verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.
  • De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
  • De bijdragen aan activa in eigendom van derden.

De kosten die verbonden zijn aan het sluiten van geldleningen inclusief het saldo van agio en disagio worden geactiveerd wanneer de kosten hoger zijn dan € 20.000.

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Kosten van onderzoek en ontwikkeling veelal de kosten die worden gemaakt in de voorbereiding van een groot project. Deze kosten mogen echter alleen geactiveerd worden als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • Het voornemen bestaat om het actief te verkopen of te gebruiken;
  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te gebruiken staat vast;
  • Dat het actief economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
  • Dat de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

De afschrijvingstermijn voor onderzoek en ontwikkeling bedraagt maximaal vijf jaren.

De onder de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerde voorbereidingskosten voor grondexploitaties voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De kosten passen binnen de kostensoortenlijst (artikel 6.2.4) van het BRO (Besluit Ruimtelijke Ordening); en
  • De kosten blijven maximaal vijf jaar geactiveerd staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal vijf jaar hebben de kosten geleid tot een actieve grondexploitatie, dan wel worden deze afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en
  • Plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt, hebben bestuurlijke instemming, blijkend uit een raads- of – indien gedelegeerd – collegebesluit.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • Er is sprake van een investering door een derde.
  • De investering draagt bij aan de publieke taak.
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen.
  • De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV kent de volgende soorten materiële vaste activa:

  • Investeringen met een economisch nut:
  • Investeringen met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief worden op de waardering in mindering gebracht.
(Bestemming) reserves mogen we niet op de investeringswaarde in mindering brengen. Indien er voor de dekking van kapitaallasten van een investering met een economisch nut een reserve is opgebouwd, wordt deze reserve gebruikt om de jaarlijkse kapitaallasten af te dekken.

Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat vanuit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur óf technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.

De afschrijving op activa vindt plaats in het jaar na gereedmelding. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde. De volledige lijst met afschrijvingstermijnen is opgenomen in  te vinden in de Nota Waardering en afschrijving 2017.

De afschrijvingen worden berekend volgens de bruto of netto-methode. Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven, tenzij de grond deel uitmaakt van een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Buiten gebruik gestelde vaste activa
Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.

Financiële vaste activa
Op grond van artikel 36 BBV worden in de balans onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen;
  • Leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;
  • Overige langlopende leningen;
  • Uitzettingen in ‘s Rijks schatkist met een looptijd van één jaar of langer;
  • Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een looptijd van één jaar of langer;
  • Overige uitzettingen met een looptijd van één jaar of langer.

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.

Voorraden
Grond- en hulpstoffen
Grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs worden de grond- en hulpstoffen tegen deze lagere marktwaarde gewaardeerd.


Onderhanden werk, gronden in exploitatie
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.

De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Indien de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt, wordt een afwaardering naar de lagere marktwaarde verantwoord/wordt een voorziening voor het verwachte negatieve resultaat getroffen. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs worden daarnaast een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen en is de werkelijk over vreemd vermogen betaalde rente over het boekjaar toegerekend. De rente is toegerekend over de boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari van het betreffende boekjaar.

De verliesvoorziening is bepaald op het resultaat op eindwaarde
De waardering van de in exploitatie genomen gronden is gebaseerd op de inzichten van januari 2021 en de daarbij behorende inschatting van uitgangspunten, parameters en risico’s. Uiteraard betreft dit een inschatting die omgeven is door onzekerheden, die periodiek, maar minimaal jaarlijks, wordt herzien en waarbij de waardering in het komende jaar zowel positief als negatief kan uitvallen. Het college is van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden.

Het college hanteert de volgende algemene uitgangspunten ten aanzien van haar schattingen:
Rentepercentage bedraagt 1,33 %;
Kostenindexatie bedraagt 2,00 %;
Opbrengstenindexatie bedraagt 2,00 %;
De geplande afzet is gebaseerd op provinciale prognoses en gerealiseerde verkopen.


Ten aanzien van de geraamde nog te maken kosten heeft het college de uitgangspunten gehanteerd zoals opgenomen in de individuele exploitatieopzetten.

Ten aanzien van de geraamde nog te realiseren opbrengsten heeft het college de uitgangspunten gehanteerd zoals opgenomen in de individuele exploitatieopzetten.

De risico’s zijn nader toegelicht in de paragraaf Grondbeleid en de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in het jaarverslag. De grootste risico’s ten aanzien van de huidige schattingen en de mogelijke uitkomst daarvan zijn gelegen in de complexen Veghel – Veghels Buiten, Veghel – De Kempkens en Erp – Bolst.

Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst worden genomen. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie van kosten en opbrengsten gerealiseerd).

Onder het eerste punt staat als voorwaarde voor het tussentijds nemen van winst omschreven dat het resultaat betrouwbaar moet kunnen worden ingeschat. Voor een aantal grondexploitaties zijn nog onzekerheden aanwezig of het resultaat ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden. Het gaat hier met name over grondexploitaties waar de definitieve eindbestemming nog niet onherroepelijk is. Binnen onderstaande grondexploitatie moet nog een ruimtelijke procedure worden doorlopen cq afgerond:
8313 Veghel – Veghels Buiten, 8315 Veghel – Rembrandtboulevard, 8321 Veghel – LTS, 8341 Zijtaart – Zuid, 8350 Erp – Bolst, 3272 Veghel – Kempkens, 3273 Erp – Molenakker II

Kortlopende vorderingen
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Liquide middelen

De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa

De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht.

Passiva

Algemeen

De vaste passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders staat vermeld.

Eigen Vermogen

Onder het eigen vermogen zijn opgenomen algemene- en bestemmingsreserves alsmede het saldo van de rekening van baten en lasten.
We kennen twee algemene reserves:

  • Een ter afdekking van de geïnventariseerde risico's in het kader van risicomanagement en ter afdekking van de schommelingen in de jaarrekeningresultaten.
  • Een algemene reserve vrij besteedbaar.

De bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de gemeenteraad een bepaalde bestemming heeft meegegeven. Dit zijn vermogensbestanddelen die alleen in de aangegeven richting zijn aan te wenden.

Reserves

In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd.

De Nota Beleidsregels Reserves en Voorzieningen 2017 is vastgesteld door de raad. In deze nota zijn als uitgangspunten onder andere opgenomen:

  • Het terughoudend zijn in het vormen van bestemmingsreserves;
  • Daar waar voor de bestemmingsreserves van de 3 voormalige gemeenten geen concrete onderbouwing aanwezig is, worden deze toegevoegd aan de algemene risicoreserve;
  • Dat deel van de Algemene reserves van de 3 voormalige gemeenten, waar begrote onttrekkingen uit eerdere raadsbesluiten op liggen, hevelen we over naar een tijdelijke bestemmingsreserve.

Voorzieningen

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen.
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.

Voorzieningen worden op grond van artikel 44 BBV gevormd indien er sprake is van:

  • Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten;
  • Bestaande risico's op balansdatum van verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is;
  • Kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot kostenegalisatie;
  • Bijdragen (spaarcomponent) aan toekomstige vervangingsinvesteringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven;
  • Middelen verkregen van derden, die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen verkregen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel, die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.

Langlopende schulden

Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.

Kortlopende schulden
De netto-vlottende schulden met een rente typische looptijd korter dan één jaar zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende passiva
Er is een splitsing aangebracht in de overlopende passiva. Op de balans staan nu de volgende posten: Vooruit ontvangen bijdragen van de EU, vooruit ontvangen bijdragen van het Rijk, vooruit ontvangen bijdragen van overige overheid en overige overlopende passiva.

Waarborgen en garantstellingen
De verplichtingen die voortvloeien uit het waarborgen van geldleningen zijn op de balans vermeld maar zijn geen onderdeel van het balanstotaal. Dit betreffen borgstellingen en garanties van opgenomen leningen van diverse instellingen en particulieren.

Deze pagina is gebouwd op 06/03/2021 08:46:37 met de export van 06/02/2021 11:53:42